NL.png capsuleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • capsuleren

O.t.t. (Present)

  • capsuleerde
  • capsuleerde
  • capsuleerde
  • capsuleerde
  • capsuleerden
  • capsuleerden
  • capsuleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal capsuleren
  • zult capsuleren
  • zal capsuleren
  • zult capsuleren
  • zult capsuleren
  • zullen capsuleren
  • zullen capsuleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecapsuleerd
  • had gecapsuleerd
  • had gecapsuleerd
  • had gecapsuleerd
  • hadden gecapsuleerd
  • hadden gecapsuleerd
  • hadden gecapsuleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecapsuleerd
  • hebt gecapsuleerd
  • heeft gecapsuleerd
  • hebt gecapsuleerd
  • hebben gecapsuleerd
  • hebben gecapsuleerd
  • hebben gecapsuleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecapsuleerd hebben
  • zult gecapsuleerd hebben
  • zal gecapsuleerd hebben
  • zult gecapsuleerd hebben
  • zult gecapsuleerd hebben
  • zullen gecapsuleerd hebben
  • zullen gecapsuleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecapsuleerd hebben
  • zou gecapsuleerd hebben
  • zou gecapsuleerd hebben
  • zou gecapsuleerd hebben
  • zouden gecapsuleerd hebben
  • zouden gecapsuleerd hebben
  • zouden gecapsuleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecapsuleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecapsuleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecapsuleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecapsuleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecapsuleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecapsuleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecapsuleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecapsuleerd zijn
  •