INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- caprioleerde
- caprioleerde
- caprioleerde
- caprioleerde
- caprioleerden
- caprioleerden
- caprioleerden
O.v.t. (Past)
- zal caprioleren
- zult caprioleren
- zal caprioleren
- zult caprioleren
- zult caprioleren
- zullen caprioleren
- zullen caprioleren
O.t.t.t. (Future)
- had gecaprioleerd
- had gecaprioleerd
- had gecaprioleerd
- had gecaprioleerd
- hadden gecaprioleerd
- hadden gecaprioleerd
- hadden gecaprioleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecaprioleerd
- hebt gecaprioleerd
- heeft gecaprioleerd
- hebt gecaprioleerd
- hebben gecaprioleerd
- hebben gecaprioleerd
- hebben gecaprioleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecaprioleerd hebben
- zult gecaprioleerd hebben
- zal gecaprioleerd hebben
- zult gecaprioleerd hebben
- zult gecaprioleerd hebben
- zullen gecaprioleerd hebben
- zullen gecaprioleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecaprioleerd hebben
- zou gecaprioleerd hebben
- zou gecaprioleerd hebben
- zou gecaprioleerd hebben
- zouden gecaprioleerd hebben
- zouden gecaprioleerd hebben
- zouden gecaprioleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)