INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- candeerde
- candeerde
- candeerde
- candeerde
- candeerden
- candeerden
- candeerden
O.v.t. (Past)
- zal canderen
- zult canderen
- zal canderen
- zult canderen
- zult canderen
- zullen canderen
- zullen canderen
O.t.t.t. (Future)
- had gecandeerd
- had gecandeerd
- had gecandeerd
- had gecandeerd
- hadden gecandeerd
- hadden gecandeerd
- hadden gecandeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecandeerd
- hebt gecandeerd
- heeft gecandeerd
- hebt gecandeerd
- hebben gecandeerd
- hebben gecandeerd
- hebben gecandeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecandeerd hebben
- zult gecandeerd hebben
- zal gecandeerd hebben
- zult gecandeerd hebben
- zult gecandeerd hebben
- zullen gecandeerd hebben
- zullen gecandeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecandeerd hebben
- zou gecandeerd hebben
- zou gecandeerd hebben
- zou gecandeerd hebben
- zouden gecandeerd hebben
- zouden gecandeerd hebben
- zouden gecandeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)