INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• caloriseren

O.t.t. (Present)

• caloriseerde
• caloriseerde
• caloriseerde
• caloriseerde
• caloriseerden
• caloriseerden
• caloriseerden

O.v.t. (Past)

• zal caloriseren
• zult caloriseren
• zal caloriseren
• zult caloriseren
• zult caloriseren
• zullen caloriseren
• zullen caloriseren

O.t.t.t. (Future)

• had gecaloriseerd
• had gecaloriseerd
• had gecaloriseerd
• had gecaloriseerd
• hadden gecaloriseerd
• hadden gecaloriseerd
• hadden gecaloriseerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gecaloriseerd
• hebt gecaloriseerd
• heeft gecaloriseerd
• hebt gecaloriseerd
• hebben gecaloriseerd
• hebben gecaloriseerd
• hebben gecaloriseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gecaloriseerd hebben
• zult gecaloriseerd hebben
• zal gecaloriseerd hebben
• zult gecaloriseerd hebben
• zult gecaloriseerd hebben
• zullen gecaloriseerd hebben
• zullen gecaloriseerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gecaloriseerd hebben
• zou gecaloriseerd hebben
• zou gecaloriseerd hebben
• zou gecaloriseerd hebben
• zouden gecaloriseerd hebben
• zouden gecaloriseerd hebben
• zouden gecaloriseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gecaloriseerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gecaloriseerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gecaloriseerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gecaloriseerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gecaloriseerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gecaloriseerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gecaloriseerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gecaloriseerd zijn
•