INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- cajoleerde
- cajoleerde
- cajoleerde
- cajoleerde
- cajoleerden
- cajoleerden
- cajoleerden
O.v.t. (Past)
- zal cajoleren
- zult cajoleren
- zal cajoleren
- zult cajoleren
- zult cajoleren
- zullen cajoleren
- zullen cajoleren
O.t.t.t. (Future)
- had gecajoleerd
- had gecajoleerd
- had gecajoleerd
- had gecajoleerd
- hadden gecajoleerd
- hadden gecajoleerd
- hadden gecajoleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecajoleerd
- hebt gecajoleerd
- heeft gecajoleerd
- hebt gecajoleerd
- hebben gecajoleerd
- hebben gecajoleerd
- hebben gecajoleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecajoleerd hebben
- zult gecajoleerd hebben
- zal gecajoleerd hebben
- zult gecajoleerd hebben
- zult gecajoleerd hebben
- zullen gecajoleerd hebben
- zullen gecajoleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecajoleerd hebben
- zou gecajoleerd hebben
- zou gecajoleerd hebben
- zou gecajoleerd hebben
- zouden gecajoleerd hebben
- zouden gecajoleerd hebben
- zouden gecajoleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecajoleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecajoleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)