NL.png cadanceren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • cadanceren

O.t.t. (Present)

  • cadanceerde
  • cadanceerde
  • cadanceerde
  • cadanceerde
  • cadanceerden
  • cadanceerden
  • cadanceerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal cadanceren
  • zult cadanceren
  • zal cadanceren
  • zult cadanceren
  • zult cadanceren
  • zullen cadanceren
  • zullen cadanceren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecadanceerd
  • had gecadanceerd
  • had gecadanceerd
  • had gecadanceerd
  • hadden gecadanceerd
  • hadden gecadanceerd
  • hadden gecadanceerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecadanceerd
  • hebt gecadanceerd
  • heeft gecadanceerd
  • hebt gecadanceerd
  • hebben gecadanceerd
  • hebben gecadanceerd
  • hebben gecadanceerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecadanceerd hebben
  • zult gecadanceerd hebben
  • zal gecadanceerd hebben
  • zult gecadanceerd hebben
  • zult gecadanceerd hebben
  • zullen gecadanceerd hebben
  • zullen gecadanceerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecadanceerd hebben
  • zou gecadanceerd hebben
  • zou gecadanceerd hebben
  • zou gecadanceerd hebben
  • zouden gecadanceerd hebben
  • zouden gecadanceerd hebben
  • zouden gecadanceerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecadanceerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecadanceerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecadanceerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecadanceerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecadanceerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecadanceerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecadanceerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecadanceerd zijn
  •