NL.png cabaleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • cabaleren

O.t.t. (Present)

  • cabaleerde
  • cabaleerde
  • cabaleerde
  • cabaleerde
  • cabaleerden
  • cabaleerden
  • cabaleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal cabaleren
  • zult cabaleren
  • zal cabaleren
  • zult cabaleren
  • zult cabaleren
  • zullen cabaleren
  • zullen cabaleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecabaleerd
  • had gecabaleerd
  • had gecabaleerd
  • had gecabaleerd
  • hadden gecabaleerd
  • hadden gecabaleerd
  • hadden gecabaleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecabaleerd
  • hebt gecabaleerd
  • heeft gecabaleerd
  • hebt gecabaleerd
  • hebben gecabaleerd
  • hebben gecabaleerd
  • hebben gecabaleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecabaleerd hebben
  • zult gecabaleerd hebben
  • zal gecabaleerd hebben
  • zult gecabaleerd hebben
  • zult gecabaleerd hebben
  • zullen gecabaleerd hebben
  • zullen gecabaleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecabaleerd hebben
  • zou gecabaleerd hebben
  • zou gecabaleerd hebben
  • zou gecabaleerd hebben
  • zouden gecabaleerd hebben
  • zouden gecabaleerd hebben
  • zouden gecabaleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •