INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• baggeren

O.t.t. (Present)

• baggerde
• baggerde
• baggerde
• baggerde
• baggerden
• baggerden
• baggerden

O.v.t. (Past)

• zal baggeren
• zult baggeren
• zal baggeren
• zult baggeren
• zult baggeren
• zullen baggeren
• zullen baggeren

O.t.t.t. (Future)

• had gebaggerd
• had gebaggerd
• had gebaggerd
• had gebaggerd
• hadden gebaggerd
• hadden gebaggerd
• hadden gebaggerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gebaggerd
• hebt gebaggerd
• heeft gebaggerd
• hebt gebaggerd
• hebben gebaggerd
• hebben gebaggerd
• hebben gebaggerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gebaggerd hebben
• zult gebaggerd hebben
• zal gebaggerd hebben
• zult gebaggerd hebben
• zult gebaggerd hebben
• zullen gebaggerd hebben
• zullen gebaggerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gebaggerd hebben
• zou gebaggerd hebben
• zou gebaggerd hebben
• zou gebaggerd hebben
• zouden gebaggerd hebben
• zouden gebaggerd hebben
• zouden gebaggerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gebaggerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gebaggerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gebaggerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gebaggerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gebaggerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gebaggerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gebaggerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gebaggerd zijn
•