NL.png bagatelisseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bagatelisseren

O.t.t. (Present)

  • bagatelisseerde
  • bagatelisseerde
  • bagatelisseerde
  • bagatelisseerde
  • bagatelisseerden
  • bagatelisseerden
  • bagatelisseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal bagatelisseren
  • zult bagatelisseren
  • zal bagatelisseren
  • zult bagatelisseren
  • zult bagatelisseren
  • zullen bagatelisseren
  • zullen bagatelisseren

O.t.t.t. (Future)

  • had gebagatelisseerd
  • had gebagatelisseerd
  • had gebagatelisseerd
  • had gebagatelisseerd
  • hadden gebagatelisseerd
  • hadden gebagatelisseerd
  • hadden gebagatelisseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gebagatelisseerd
  • hebt gebagatelisseerd
  • heeft gebagatelisseerd
  • hebt gebagatelisseerd
  • hebben gebagatelisseerd
  • hebben gebagatelisseerd
  • hebben gebagatelisseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gebagatelisseerd hebben
  • zult gebagatelisseerd hebben
  • zal gebagatelisseerd hebben
  • zult gebagatelisseerd hebben
  • zult gebagatelisseerd hebben
  • zullen gebagatelisseerd hebben
  • zullen gebagatelisseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gebagatelisseerd hebben
  • zou gebagatelisseerd hebben
  • zou gebagatelisseerd hebben
  • zou gebagatelisseerd hebben
  • zouden gebagatelisseerd hebben
  • zouden gebagatelisseerd hebben
  • zouden gebagatelisseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gebagatelisseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gebagatelisseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gebagatelisseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gebagatelisseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gebagatelisseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gebagatelisseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gebagatelisseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gebagatelisseerd zijn
  •