INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- adjectiveerde
- adjectiveerde
- adjectiveerde
- adjectiveerde
- adjectiveerden
- adjectiveerden
- adjectiveerden
O.v.t. (Past)
- zal adjectiveren
- zult adjectiveren
- zal adjectiveren
- zult adjectiveren
- zult adjectiveren
- zullen adjectiveren
- zullen adjectiveren
O.t.t.t. (Future)
- had geadjectiveerd
- had geadjectiveerd
- had geadjectiveerd
- had geadjectiveerd
- hadden geadjectiveerd
- hadden geadjectiveerd
- hadden geadjectiveerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geadjectiveerd
- hebt geadjectiveerd
- heeft geadjectiveerd
- hebt geadjectiveerd
- hebben geadjectiveerd
- hebben geadjectiveerd
- hebben geadjectiveerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geadjectiveerd hebben
- zult geadjectiveerd hebben
- zal geadjectiveerd hebben
- zult geadjectiveerd hebben
- zult geadjectiveerd hebben
- zullen geadjectiveerd hebben
- zullen geadjectiveerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geadjectiveerd hebben
- zou geadjectiveerd hebben
- zou geadjectiveerd hebben
- zou geadjectiveerd hebben
- zouden geadjectiveerd hebben
- zouden geadjectiveerd hebben
- zouden geadjectiveerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geadjectiveerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geadjectiveerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geadjectiveerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geadjectiveerd zijn
-