NL.png adhereren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • adhereren

O.t.t. (Present)

  • adhereerde
  • adhereerde
  • adhereerde
  • adhereerde
  • adhereerden
  • adhereerden
  • adhereerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal adhereren
  • zult adhereren
  • zal adhereren
  • zult adhereren
  • zult adhereren
  • zullen adhereren
  • zullen adhereren

O.t.t.t. (Future)

  • had geadhereerd
  • had geadhereerd
  • had geadhereerd
  • had geadhereerd
  • hadden geadhereerd
  • hadden geadhereerd
  • hadden geadhereerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geadhereerd
  • hebt geadhereerd
  • heeft geadhereerd
  • hebt geadhereerd
  • hebben geadhereerd
  • hebben geadhereerd
  • hebben geadhereerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geadhereerd hebben
  • zult geadhereerd hebben
  • zal geadhereerd hebben
  • zult geadhereerd hebben
  • zult geadhereerd hebben
  • zullen geadhereerd hebben
  • zullen geadhereerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geadhereerd hebben
  • zou geadhereerd hebben
  • zou geadhereerd hebben
  • zou geadhereerd hebben
  • zouden geadhereerd hebben
  • zouden geadhereerd hebben
  • zouden geadhereerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geadhereerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geadhereerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geadhereerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geadhereerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geadhereerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geadhereerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geadhereerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geadhereerd zijn
  •