NL.png achternazitten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • achternazitten

O.t.t. (Present)

  • zat achterna
  • zat achterna
  • zat achterna
  • zat achterna
  • zaten achterna
  • zaten achterna
  • zaten achterna
 

O.v.t. (Past)

  • zal achternazitten
  • zult achternazitten
  • zal achternazitten
  • zult achternazitten
  • zult achternazitten
  • zullen achternazitten
  • zullen achternazitten

O.t.t.t. (Future)

  • had achternagezeten
  • had achternagezeten
  • had achternagezeten
  • had achternagezeten
  • hadden achternagezeten
  • hadden achternagezeten
  • hadden achternagezeten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb achternagezeten
  • hebt achternagezeten
  • heeft achternagezeten
  • hebt achternagezeten
  • hebben achternagezeten
  • hebben achternagezeten
  • hebben achternagezeten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal achternagezeten hebben
  • zult achternagezeten hebben
  • zal achternagezeten hebben
  • zult achternagezeten hebben
  • zult achternagezeten hebben
  • zullen achternagezeten hebben
  • zullen achternagezeten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou achternagezeten hebben
  • zou achternagezeten hebben
  • zou achternagezeten hebben
  • zou achternagezeten hebben
  • zouden achternagezeten hebben
  • zouden achternagezeten hebben
  • zouden achternagezeten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden achternagezeten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden achternagezeten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen achternagezeten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden achternagezeten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn achternagezeten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was achternagezeten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen achternagezeten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden achternagezeten zijn
  •