NL.png achternalopen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • achternalopen

O.t.t. (Present)

  • liep achterna
  • liep achterna
  • liep achterna
  • liep achterna
  • liepen achterna
  • liepen achterna
  • liepen achterna
 

O.v.t. (Past)

  • zal achternalopen
  • zult achternalopen
  • zal achternalopen
  • zult achternalopen
  • zult achternalopen
  • zullen achternalopen
  • zullen achternalopen

O.t.t.t. (Future)

  • had achternagelopen
  • had achternagelopen
  • had achternagelopen
  • had achternagelopen
  • hadden achternagelopen
  • hadden achternagelopen
  • hadden achternagelopen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb achternagelopen
  • hebt achternagelopen
  • heeft achternagelopen
  • hebt achternagelopen
  • hebben achternagelopen
  • hebben achternagelopen
  • hebben achternagelopen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal achternagelopen hebben
  • zult achternagelopen hebben
  • zal achternagelopen hebben
  • zult achternagelopen hebben
  • zult achternagelopen hebben
  • zullen achternagelopen hebben
  • zullen achternagelopen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou achternagelopen hebben
  • zou achternagelopen hebben
  • zou achternagelopen hebben
  • zou achternagelopen hebben
  • zouden achternagelopen hebben
  • zouden achternagelopen hebben
  • zouden achternagelopen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden achternagelopen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden achternagelopen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen achternagelopen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden achternagelopen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn achternagelopen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was achternagelopen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen achternagelopen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden achternagelopen zijn
  •