INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• achternageven

O.t.t. (Present)

• gaf achterna
• gaf achterna
• gaf achterna
• gaf achterna
• gaven achterna
• gaven achterna
• gaven achterna

O.v.t. (Past)

• zal achternageven
• zult achternageven
• zal achternageven
• zult achternageven
• zult achternageven
• zullen achternageven
• zullen achternageven

O.t.t.t. (Future)

• had achternagegeven
• had achternagegeven
• had achternagegeven
• had achternagegeven
• hadden achternagegeven
• hadden achternagegeven
• hadden achternagegeven

O.v.t.t. (Condicional)

• heb achternagegeven
• hebt achternagegeven
• heeft achternagegeven
• hebt achternagegeven
• hebben achternagegeven
• hebben achternagegeven
• hebben achternagegeven

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal achternagegeven hebben
• zult achternagegeven hebben
• zal achternagegeven hebben
• zult achternagegeven hebben
• zult achternagegeven hebben
• zullen achternagegeven hebben
• zullen achternagegeven hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou achternagegeven hebben
• zou achternagegeven hebben
• zou achternagegeven hebben
• zou achternagegeven hebben
• zouden achternagegeven hebben
• zouden achternagegeven hebben
• zouden achternagegeven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden achternagegeven
•  

O.v.t. (Past)

• worden achternagegeven
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen achternagegeven worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden achternagegeven worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn achternagegeven
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was achternagegeven
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen achternagegeven zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden achternagegeven zijn
•