INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- aborteerde
- aborteerde
- aborteerde
- aborteerde
- aborteerden
- aborteerden
- aborteerden
O.v.t. (Past)
- zal aborteren
- zult aborteren
- zal aborteren
- zult aborteren
- zult aborteren
- zullen aborteren
- zullen aborteren
O.t.t.t. (Future)
- had geaborteerd
- had geaborteerd
- had geaborteerd
- had geaborteerd
- hadden geaborteerd
- hadden geaborteerd
- hadden geaborteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geaborteerd
- hebt geaborteerd
- heeft geaborteerd
- hebt geaborteerd
- hebben geaborteerd
- hebben geaborteerd
- hebben geaborteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geaborteerd hebben
- zult geaborteerd hebben
- zal geaborteerd hebben
- zult geaborteerd hebben
- zult geaborteerd hebben
- zullen geaborteerd hebben
- zullen geaborteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geaborteerd hebben
- zou geaborteerd hebben
- zou geaborteerd hebben
- zou geaborteerd hebben
- zouden geaborteerd hebben
- zouden geaborteerd hebben
- zouden geaborteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)