INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- abimeerde
- abimeerde
- abimeerde
- abimeerde
- abimeerden
- abimeerden
- abimeerden
O.v.t. (Past)
- zal abimeren
- zult abimeren
- zal abimeren
- zult abimeren
- zult abimeren
- zullen abimeren
- zullen abimeren
O.t.t.t. (Future)
- had geabimeerd
- had geabimeerd
- had geabimeerd
- had geabimeerd
- hadden geabimeerd
- hadden geabimeerd
- hadden geabimeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geabimeerd
- hebt geabimeerd
- heeft geabimeerd
- hebt geabimeerd
- hebben geabimeerd
- hebben geabimeerd
- hebben geabimeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geabimeerd hebben
- zult geabimeerd hebben
- zal geabimeerd hebben
- zult geabimeerd hebben
- zult geabimeerd hebben
- zullen geabimeerd hebben
- zullen geabimeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geabimeerd hebben
- zou geabimeerd hebben
- zou geabimeerd hebben
- zou geabimeerd hebben
- zouden geabimeerd hebben
- zouden geabimeerd hebben
- zouden geabimeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)