INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- abduceerde
- abduceerde
- abduceerde
- abduceerde
- abduceerden
- abduceerden
- abduceerden
O.v.t. (Past)
- zal abduceren
- zult abduceren
- zal abduceren
- zult abduceren
- zult abduceren
- zullen abduceren
- zullen abduceren
O.t.t.t. (Future)
- had geabduceerd
- had geabduceerd
- had geabduceerd
- had geabduceerd
- hadden geabduceerd
- hadden geabduceerd
- hadden geabduceerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geabduceerd
- hebt geabduceerd
- heeft geabduceerd
- hebt geabduceerd
- hebben geabduceerd
- hebben geabduceerd
- hebben geabduceerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geabduceerd hebben
- zult geabduceerd hebben
- zal geabduceerd hebben
- zult geabduceerd hebben
- zult geabduceerd hebben
- zullen geabduceerd hebben
- zullen geabduceerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geabduceerd hebben
- zou geabduceerd hebben
- zou geabduceerd hebben
- zou geabduceerd hebben
- zouden geabduceerd hebben
- zouden geabduceerd hebben
- zouden geabduceerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geabduceerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geabduceerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)