NL.png aanzuiveren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanzuiveren

O.t.t. (Present)

  • zuiverde aan
  • zuiverde aan
  • zuiverde aan
  • zuiverde aan
  • zuiverden aan
  • zuiverden aan
  • zuiverden aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanzuiveren
  • zult aanzuiveren
  • zal aanzuiveren
  • zult aanzuiveren
  • zult aanzuiveren
  • zullen aanzuiveren
  • zullen aanzuiveren

O.t.t.t. (Future)

  • had aangezuiverd
  • had aangezuiverd
  • had aangezuiverd
  • had aangezuiverd
  • hadden aangezuiverd
  • hadden aangezuiverd
  • hadden aangezuiverd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangezuiverd
  • hebt aangezuiverd
  • heeft aangezuiverd
  • hebt aangezuiverd
  • hebben aangezuiverd
  • hebben aangezuiverd
  • hebben aangezuiverd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangezuiverd hebben
  • zult aangezuiverd hebben
  • zal aangezuiverd hebben
  • zult aangezuiverd hebben
  • zult aangezuiverd hebben
  • zullen aangezuiverd hebben
  • zullen aangezuiverd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangezuiverd hebben
  • zou aangezuiverd hebben
  • zou aangezuiverd hebben
  • zou aangezuiverd hebben
  • zouden aangezuiverd hebben
  • zouden aangezuiverd hebben
  • zouden aangezuiverd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangezuiverd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangezuiverd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangezuiverd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangezuiverd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangezuiverd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangezuiverd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangezuiverd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangezuiverd zijn
  •