NL.png aanwinnen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanwinnen

O.t.t. (Present)

  • won aan
  • won aan
  • won aan
  • won aan
  • wonnen aan
  • wonnen aan
  • wonnen aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanwinnen
  • zult aanwinnen
  • zal aanwinnen
  • zult aanwinnen
  • zult aanwinnen
  • zullen aanwinnen
  • zullen aanwinnen

O.t.t.t. (Future)

  • had aangewonnen
  • had aangewonnen
  • had aangewonnen
  • had aangewonnen
  • hadden aangewonnen
  • hadden aangewonnen
  • hadden aangewonnen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangewonnen
  • hebt aangewonnen
  • heeft aangewonnen
  • hebt aangewonnen
  • hebben aangewonnen
  • hebben aangewonnen
  • hebben aangewonnen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangewonnen hebben
  • zult aangewonnen hebben
  • zal aangewonnen hebben
  • zult aangewonnen hebben
  • zult aangewonnen hebben
  • zullen aangewonnen hebben
  • zullen aangewonnen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangewonnen hebben
  • zou aangewonnen hebben
  • zou aangewonnen hebben
  • zou aangewonnen hebben
  • zouden aangewonnen hebben
  • zouden aangewonnen hebben
  • zouden aangewonnen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangewonnen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangewonnen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangewonnen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangewonnen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangewonnen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangewonnen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangewonnen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangewonnen zijn
  •