NL.png aanvlechten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanvlechten

O.t.t. (Present)

  • vlocht aan
  • vlocht aan
  • vlocht aan
  • vlocht aan
  • vlochten aan
  • vlochten aan
  • vlochten aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanvlechten
  • zult aanvlechten
  • zal aanvlechten
  • zult aanvlechten
  • zult aanvlechten
  • zullen aanvlechten
  • zullen aanvlechten

O.t.t.t. (Future)

  • had aangevlochten
  • had aangevlochten
  • had aangevlochten
  • had aangevlochten
  • hadden aangevlochten
  • hadden aangevlochten
  • hadden aangevlochten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangevlochten
  • hebt aangevlochten
  • heeft aangevlochten
  • hebt aangevlochten
  • hebben aangevlochten
  • hebben aangevlochten
  • hebben aangevlochten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangevlochten hebben
  • zult aangevlochten hebben
  • zal aangevlochten hebben
  • zult aangevlochten hebben
  • zult aangevlochten hebben
  • zullen aangevlochten hebben
  • zullen aangevlochten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangevlochten hebben
  • zou aangevlochten hebben
  • zou aangevlochten hebben
  • zou aangevlochten hebben
  • zouden aangevlochten hebben
  • zouden aangevlochten hebben
  • zouden aangevlochten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangevlochten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangevlochten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangevlochten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangevlochten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangevlochten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangevlochten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangevlochten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangevlochten zijn
  •