NL.png aanschreeuwen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanschreeuwen

O.t.t. (Present)

  • schreeuwde aan
  • schreeuwde aan
  • schreeuwde aan
  • schreeuwde aan
  • schreeuwden aan
  • schreeuwden aan
  • schreeuwden aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanschreeuwen
  • zult aanschreeuwen
  • zal aanschreeuwen
  • zult aanschreeuwen
  • zult aanschreeuwen
  • zullen aanschreeuwen
  • zullen aanschreeuwen

O.t.t.t. (Future)

  • had aangeschreeuwd
  • had aangeschreeuwd
  • had aangeschreeuwd
  • had aangeschreeuwd
  • hadden aangeschreeuwd
  • hadden aangeschreeuwd
  • hadden aangeschreeuwd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangeschreeuwd
  • hebt aangeschreeuwd
  • heeft aangeschreeuwd
  • hebt aangeschreeuwd
  • hebben aangeschreeuwd
  • hebben aangeschreeuwd
  • hebben aangeschreeuwd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangeschreeuwd hebben
  • zult aangeschreeuwd hebben
  • zal aangeschreeuwd hebben
  • zult aangeschreeuwd hebben
  • zult aangeschreeuwd hebben
  • zullen aangeschreeuwd hebben
  • zullen aangeschreeuwd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangeschreeuwd hebben
  • zou aangeschreeuwd hebben
  • zou aangeschreeuwd hebben
  • zou aangeschreeuwd hebben
  • zouden aangeschreeuwd hebben
  • zouden aangeschreeuwd hebben
  • zouden aangeschreeuwd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangeschreeuwd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangeschreeuwd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangeschreeuwd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangeschreeuwd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangeschreeuwd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangeschreeuwd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangeschreeuwd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangeschreeuwd zijn
  •