INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- modderde aan
- modderde aan
- modderde aan
- modderde aan
- modderden aan
- modderden aan
- modderden aan
O.v.t. (Past)
- zal aanmodderen
- zult aanmodderen
- zal aanmodderen
- zult aanmodderen
- zult aanmodderen
- zullen aanmodderen
- zullen aanmodderen
O.t.t.t. (Future)
- had aangemodderd
- had aangemodderd
- had aangemodderd
- had aangemodderd
- hadden aangemodderd
- hadden aangemodderd
- hadden aangemodderd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb aangemodderd
- hebt aangemodderd
- heeft aangemodderd
- hebt aangemodderd
- hebben aangemodderd
- hebben aangemodderd
- hebben aangemodderd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal aangemodderd hebben
- zult aangemodderd hebben
- zal aangemodderd hebben
- zult aangemodderd hebben
- zult aangemodderd hebben
- zullen aangemodderd hebben
- zullen aangemodderd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou aangemodderd hebben
- zou aangemodderd hebben
- zou aangemodderd hebben
- zou aangemodderd hebben
- zouden aangemodderd hebben
- zouden aangemodderd hebben
- zouden aangemodderd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)