NL.png aankerven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aankerven

O.t.t. (Present)

  • kerfde aan
  • kerfde aan
  • kerfde aan
  • kerfde aan
  • kerfden aan
  • kerfden aan
  • kerfden aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aankerven
  • zult aankerven
  • zal aankerven
  • zult aankerven
  • zult aankerven
  • zullen aankerven
  • zullen aankerven

O.t.t.t. (Future)

  • had aangekerfd
  • had aangekerfd
  • had aangekerfd
  • had aangekerfd
  • hadden aangekerfd
  • hadden aangekerfd
  • hadden aangekerfd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangekerfd
  • hebt aangekerfd
  • heeft aangekerfd
  • hebt aangekerfd
  • hebben aangekerfd
  • hebben aangekerfd
  • hebben aangekerfd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangekerfd hebben
  • zult aangekerfd hebben
  • zal aangekerfd hebben
  • zult aangekerfd hebben
  • zult aangekerfd hebben
  • zullen aangekerfd hebben
  • zullen aangekerfd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangekerfd hebben
  • zou aangekerfd hebben
  • zou aangekerfd hebben
  • zou aangekerfd hebben
  • zouden aangekerfd hebben
  • zouden aangekerfd hebben
  • zouden aangekerfd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangekerfd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangekerfd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangekerfd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangekerfd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangekerfd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangekerfd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangekerfd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangekerfd zijn
  •