NL.png aankauwen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aankauwen

O.t.t. (Present)

  • kauwde aan
  • kauwde aan
  • kauwde aan
  • kauwde aan
  • kauwden aan
  • kauwden aan
  • kauwden aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aankauwen
  • zult aankauwen
  • zal aankauwen
  • zult aankauwen
  • zult aankauwen
  • zullen aankauwen
  • zullen aankauwen

O.t.t.t. (Future)

  • had aangekauwd
  • had aangekauwd
  • had aangekauwd
  • had aangekauwd
  • hadden aangekauwd
  • hadden aangekauwd
  • hadden aangekauwd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangekauwd
  • hebt aangekauwd
  • heeft aangekauwd
  • hebt aangekauwd
  • hebben aangekauwd
  • hebben aangekauwd
  • hebben aangekauwd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangekauwd hebben
  • zult aangekauwd hebben
  • zal aangekauwd hebben
  • zult aangekauwd hebben
  • zult aangekauwd hebben
  • zullen aangekauwd hebben
  • zullen aangekauwd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangekauwd hebben
  • zou aangekauwd hebben
  • zou aangekauwd hebben
  • zou aangekauwd hebben
  • zouden aangekauwd hebben
  • zouden aangekauwd hebben
  • zouden aangekauwd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangekauwd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangekauwd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangekauwd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangekauwd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangekauwd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangekauwd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangekauwd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangekauwd zijn
  •