NL.png aaneenkoppelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aaneenkoppelen

O.t.t. (Present)

  • koppelde aaneen
  • koppelde aaneen
  • koppelde aaneen
  • koppelde aaneen
  • koppelden aaneen
  • koppelden aaneen
  • koppelden aaneen
 

O.v.t. (Past)

  • zal aaneenkoppelen
  • zult aaneenkoppelen
  • zal aaneenkoppelen
  • zult aaneenkoppelen
  • zult aaneenkoppelen
  • zullen aaneenkoppelen
  • zullen aaneenkoppelen

O.t.t.t. (Future)

  • had aaneengekoppeld
  • had aaneengekoppeld
  • had aaneengekoppeld
  • had aaneengekoppeld
  • hadden aaneengekoppeld
  • hadden aaneengekoppeld
  • hadden aaneengekoppeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aaneengekoppeld
  • hebt aaneengekoppeld
  • heeft aaneengekoppeld
  • hebt aaneengekoppeld
  • hebben aaneengekoppeld
  • hebben aaneengekoppeld
  • hebben aaneengekoppeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aaneengekoppeld hebben
  • zult aaneengekoppeld hebben
  • zal aaneengekoppeld hebben
  • zult aaneengekoppeld hebben
  • zult aaneengekoppeld hebben
  • zullen aaneengekoppeld hebben
  • zullen aaneengekoppeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aaneengekoppeld hebben
  • zou aaneengekoppeld hebben
  • zou aaneengekoppeld hebben
  • zou aaneengekoppeld hebben
  • zouden aaneengekoppeld hebben
  • zouden aaneengekoppeld hebben
  • zouden aaneengekoppeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aaneengekoppeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aaneengekoppeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aaneengekoppeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aaneengekoppeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aaneengekoppeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aaneengekoppeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aaneengekoppeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aaneengekoppeld zijn
  •