NL.png aaneenkitten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aaneenkitten

O.t.t. (Present)

  • kitte aaneen
  • kitte aaneen
  • kit aaneen
  • kitte aaneen
  • kittten aaneen
  • kittten aaneen
  • kitten aaneen
 

O.v.t. (Past)

  • zal aaneenkitten
  • zult aaneenkitten
  • zal aaneenkitten
  • zult aaneenkitten
  • zult aaneenkitten
  • zullen aaneenkitten
  • zullen aaneenkitten

O.t.t.t. (Future)

  • had aaneengekit
  • had aaneengekit
  • had aaneengekit
  • had aaneengekit
  • hadden aaneengekit
  • hadden aaneengekit
  • hadden aaneengekit
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aaneengekit
  • hebt aaneengekit
  • heeft aaneengekit
  • hebt aaneengekit
  • hebben aaneengekit
  • hebben aaneengekit
  • hebben aaneengekit

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aaneengekit hebben
  • zult aaneengekit hebben
  • zal aaneengekit hebben
  • zult aaneengekit hebben
  • zult aaneengekit hebben
  • zullen aaneengekit hebben
  • zullen aaneengekit hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aaneengekit hebben
  • zou aaneengekit hebben
  • zou aaneengekit hebben
  • zou aaneengekit hebben
  • zouden aaneengekit hebben
  • zouden aaneengekit hebben
  • zouden aaneengekit hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aaneengekit
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aaneengekit
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aaneengekit worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aaneengekit worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aaneengekit
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aaneengekit
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aaneengekit zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aaneengekit zijn
  •