NL.png afspioneren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afspioneren

O.t.t. (Present)

  • spioneerde af
  • spioneerde af
  • spioneerde af
  • spioneerde af
  • spioneerden af
  • spioneerden af
  • spioneerden af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afspioneren
  • zult afspioneren
  • zal afspioneren
  • zult afspioneren
  • zult afspioneren
  • zullen afspioneren
  • zullen afspioneren

O.t.t.t. (Future)

  • had afgespioneerd
  • had afgespioneerd
  • had afgespioneerd
  • had afgespioneerd
  • hadden afgespioneerd
  • hadden afgespioneerd
  • hadden afgespioneerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgespioneerd
  • hebt afgespioneerd
  • heeft afgespioneerd
  • hebt afgespioneerd
  • hebben afgespioneerd
  • hebben afgespioneerd
  • hebben afgespioneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgespioneerd hebben
  • zult afgespioneerd hebben
  • zal afgespioneerd hebben
  • zult afgespioneerd hebben
  • zult afgespioneerd hebben
  • zullen afgespioneerd hebben
  • zullen afgespioneerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgespioneerd hebben
  • zou afgespioneerd hebben
  • zou afgespioneerd hebben
  • zou afgespioneerd hebben
  • zouden afgespioneerd hebben
  • zouden afgespioneerd hebben
  • zouden afgespioneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgespioneerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgespioneerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgespioneerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgespioneerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgespioneerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgespioneerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgespioneerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgespioneerd zijn
  •