INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- speelde af
- speelde af
- speelde af
- speelde af
- speelden af
- speelden af
- speelden af
O.v.t. (Past)
- zal afspelen
- zult afspelen
- zal afspelen
- zult afspelen
- zult afspelen
- zullen afspelen
- zullen afspelen
O.t.t.t. (Future)
- had afgespeeld
- had afgespeeld
- had afgespeeld
- had afgespeeld
- hadden afgespeeld
- hadden afgespeeld
- hadden afgespeeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb afgespeeld
- hebt afgespeeld
- heeft afgespeeld
- hebt afgespeeld
- hebben afgespeeld
- hebben afgespeeld
- hebben afgespeeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal afgespeeld hebben
- zult afgespeeld hebben
- zal afgespeeld hebben
- zult afgespeeld hebben
- zult afgespeeld hebben
- zullen afgespeeld hebben
- zullen afgespeeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou afgespeeld hebben
- zou afgespeeld hebben
- zou afgespeeld hebben
- zou afgespeeld hebben
- zouden afgespeeld hebben
- zouden afgespeeld hebben
- zouden afgespeeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)