INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- smokkelde af
- smokkelde af
- smokkelde af
- smokkelde af
- smokkelden af
- smokkelden af
- smokkelden af
O.v.t. (Past)
- zal afsmokkelen
- zult afsmokkelen
- zal afsmokkelen
- zult afsmokkelen
- zult afsmokkelen
- zullen afsmokkelen
- zullen afsmokkelen
O.t.t.t. (Future)
- had afgesmokkeld
- had afgesmokkeld
- had afgesmokkeld
- had afgesmokkeld
- hadden afgesmokkeld
- hadden afgesmokkeld
- hadden afgesmokkeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb afgesmokkeld
- hebt afgesmokkeld
- heeft afgesmokkeld
- hebt afgesmokkeld
- hebben afgesmokkeld
- hebben afgesmokkeld
- hebben afgesmokkeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal afgesmokkeld hebben
- zult afgesmokkeld hebben
- zal afgesmokkeld hebben
- zult afgesmokkeld hebben
- zult afgesmokkeld hebben
- zullen afgesmokkeld hebben
- zullen afgesmokkeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou afgesmokkeld hebben
- zou afgesmokkeld hebben
- zou afgesmokkeld hebben
- zou afgesmokkeld hebben
- zouden afgesmokkeld hebben
- zouden afgesmokkeld hebben
- zouden afgesmokkeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen afgesmokkeld worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden afgesmokkeld worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)