NL.png afmeten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afmeten

O.t.t. (Present)

  • mat af
  • mat af
  • mat af
  • mat af
  • maten af
  • maten af
  • maten af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afmeten
  • zult afmeten
  • zal afmeten
  • zult afmeten
  • zult afmeten
  • zullen afmeten
  • zullen afmeten

O.t.t.t. (Future)

  • had afgemeten
  • had afgemeten
  • had afgemeten
  • had afgemeten
  • hadden afgemeten
  • hadden afgemeten
  • hadden afgemeten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgemeten
  • hebt afgemeten
  • heeft afgemeten
  • hebt afgemeten
  • hebben afgemeten
  • hebben afgemeten
  • hebben afgemeten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgemeten hebben
  • zult afgemeten hebben
  • zal afgemeten hebben
  • zult afgemeten hebben
  • zult afgemeten hebben
  • zullen afgemeten hebben
  • zullen afgemeten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgemeten hebben
  • zou afgemeten hebben
  • zou afgemeten hebben
  • zou afgemeten hebben
  • zouden afgemeten hebben
  • zouden afgemeten hebben
  • zouden afgemeten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgemeten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgemeten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgemeten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgemeten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgemeten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgemeten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgemeten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgemeten zijn
  •