NL.png aflazeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aflazeren

O.t.t. (Present)

  • lazerde af
  • lazerde af
  • lazerde af
  • lazerde af
  • lazerden af
  • lazerden af
  • lazerden af
 

O.v.t. (Past)

  • zal aflazeren
  • zult aflazeren
  • zal aflazeren
  • zult aflazeren
  • zult aflazeren
  • zullen aflazeren
  • zullen aflazeren

O.t.t.t. (Future)

  • had afgelazerd
  • had afgelazerd
  • had afgelazerd
  • had afgelazerd
  • hadden afgelazerd
  • hadden afgelazerd
  • hadden afgelazerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgelazerd
  • hebt afgelazerd
  • heeft afgelazerd
  • hebt afgelazerd
  • hebben afgelazerd
  • hebben afgelazerd
  • hebben afgelazerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgelazerd hebben
  • zult afgelazerd hebben
  • zal afgelazerd hebben
  • zult afgelazerd hebben
  • zult afgelazerd hebben
  • zullen afgelazerd hebben
  • zullen afgelazerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgelazerd hebben
  • zou afgelazerd hebben
  • zou afgelazerd hebben
  • zou afgelazerd hebben
  • zouden afgelazerd hebben
  • zouden afgelazerd hebben
  • zouden afgelazerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgelazerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgelazerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgelazerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgelazerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgelazerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgelazerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgelazerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgelazerd zijn
  •