NL.png afladen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afladen

O.t.t. (Present)

  • laadde af
  • laadde af
  • laadde af
  • laadde af
  • laadden af
  • laadden af
  • laadden af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afladen
  • zult afladen
  • zal afladen
  • zult afladen
  • zult afladen
  • zullen afladen
  • zullen afladen

O.t.t.t. (Future)

  • had afgeladen
  • had afgeladen
  • had afgeladen
  • had afgeladen
  • hadden afgeladen
  • hadden afgeladen
  • hadden afgeladen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgeladen
  • hebt afgeladen
  • heeft afgeladen
  • hebt afgeladen
  • hebben afgeladen
  • hebben afgeladen
  • hebben afgeladen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgeladen hebben
  • zult afgeladen hebben
  • zal afgeladen hebben
  • zult afgeladen hebben
  • zult afgeladen hebben
  • zullen afgeladen hebben
  • zullen afgeladen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgeladen hebben
  • zou afgeladen hebben
  • zou afgeladen hebben
  • zou afgeladen hebben
  • zouden afgeladen hebben
  • zouden afgeladen hebben
  • zouden afgeladen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgeladen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgeladen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgeladen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgeladen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgeladen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgeladen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgeladen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgeladen zijn
  •