NL.png afkussen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afkussen

O.t.t. (Present)

  • kuste af
  • kuste af
  • kuste af
  • kuste af
  • kusten af
  • kusten af
  • kusten af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afkussen
  • zult afkussen
  • zal afkussen
  • zult afkussen
  • zult afkussen
  • zullen afkussen
  • zullen afkussen

O.t.t.t. (Future)

  • had afgekust
  • had afgekust
  • had afgekust
  • had afgekust
  • hadden afgekust
  • hadden afgekust
  • hadden afgekust
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgekust
  • hebt afgekust
  • heeft afgekust
  • hebt afgekust
  • hebben afgekust
  • hebben afgekust
  • hebben afgekust

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgekust hebben
  • zult afgekust hebben
  • zal afgekust hebben
  • zult afgekust hebben
  • zult afgekust hebben
  • zullen afgekust hebben
  • zullen afgekust hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgekust hebben
  • zou afgekust hebben
  • zou afgekust hebben
  • zou afgekust hebben
  • zouden afgekust hebben
  • zouden afgekust hebben
  • zouden afgekust hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgekust
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgekust
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgekust worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgekust worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgekust
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgekust
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgekust zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgekust zijn
  •