INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• afkuisen

O.t.t. (Present)

• kuiste af
• kuiste af
• kuiste af
• kuiste af
• kuisten af
• kuisten af
• kuisten af

O.v.t. (Past)

• zal afkuisen
• zult afkuisen
• zal afkuisen
• zult afkuisen
• zult afkuisen
• zullen afkuisen
• zullen afkuisen

O.t.t.t. (Future)

• had afgekuist
• had afgekuist
• had afgekuist
• had afgekuist
• hadden afgekuist
• hadden afgekuist
• hadden afgekuist

O.v.t.t. (Condicional)

• heb afgekuist
• hebt afgekuist
• heeft afgekuist
• hebt afgekuist
• hebben afgekuist
• hebben afgekuist
• hebben afgekuist

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal afgekuist hebben
• zult afgekuist hebben
• zal afgekuist hebben
• zult afgekuist hebben
• zult afgekuist hebben
• zullen afgekuist hebben
• zullen afgekuist hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou afgekuist hebben
• zou afgekuist hebben
• zou afgekuist hebben
• zou afgekuist hebben
• zouden afgekuist hebben
• zouden afgekuist hebben
• zouden afgekuist hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden afgekuist
•  

O.v.t. (Past)

• worden afgekuist
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen afgekuist worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden afgekuist worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn afgekuist
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was afgekuist
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen afgekuist zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden afgekuist zijn
•