INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- amandeerde
- amandeerde
- amandeerde
- amandeerde
- amandeerden
- amandeerden
- amandeerden
O.v.t. (Past)
- zal amanderen
- zult amanderen
- zal amanderen
- zult amanderen
- zult amanderen
- zullen amanderen
- zullen amanderen
O.t.t.t. (Future)
- had geamandeerd
- had geamandeerd
- had geamandeerd
- had geamandeerd
- hadden geamandeerd
- hadden geamandeerd
- hadden geamandeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geamandeerd
- hebt geamandeerd
- heeft geamandeerd
- hebt geamandeerd
- hebben geamandeerd
- hebben geamandeerd
- hebben geamandeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geamandeerd hebben
- zult geamandeerd hebben
- zal geamandeerd hebben
- zult geamandeerd hebben
- zult geamandeerd hebben
- zullen geamandeerd hebben
- zullen geamandeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geamandeerd hebben
- zou geamandeerd hebben
- zou geamandeerd hebben
- zou geamandeerd hebben
- zouden geamandeerd hebben
- zouden geamandeerd hebben
- zouden geamandeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geamandeerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geamandeerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)