INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- amalgameerde
- amalgameerde
- amalgameerde
- amalgameerde
- amalgameerden
- amalgameerden
- amalgameerden
O.v.t. (Past)
- zal amalgameren
- zult amalgameren
- zal amalgameren
- zult amalgameren
- zult amalgameren
- zullen amalgameren
- zullen amalgameren
O.t.t.t. (Future)
- had geamalgameerd
- had geamalgameerd
- had geamalgameerd
- had geamalgameerd
- hadden geamalgameerd
- hadden geamalgameerd
- hadden geamalgameerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geamalgameerd
- hebt geamalgameerd
- heeft geamalgameerd
- hebt geamalgameerd
- hebben geamalgameerd
- hebben geamalgameerd
- hebben geamalgameerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geamalgameerd hebben
- zult geamalgameerd hebben
- zal geamalgameerd hebben
- zult geamalgameerd hebben
- zult geamalgameerd hebben
- zullen geamalgameerd hebben
- zullen geamalgameerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geamalgameerd hebben
- zou geamalgameerd hebben
- zou geamalgameerd hebben
- zou geamalgameerd hebben
- zouden geamalgameerd hebben
- zouden geamalgameerd hebben
- zouden geamalgameerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geamalgameerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geamalgameerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geamalgameerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geamalgameerd zijn
-