INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- alludeerde
- alludeerde
- alludeerde
- alludeerde
- alludeerden
- alludeerden
- alludeerden
O.v.t. (Past)
- zal alluderen
- zult alluderen
- zal alluderen
- zult alluderen
- zult alluderen
- zullen alluderen
- zullen alluderen
O.t.t.t. (Future)
- had gealludeerd
- had gealludeerd
- had gealludeerd
- had gealludeerd
- hadden gealludeerd
- hadden gealludeerd
- hadden gealludeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gealludeerd
- hebt gealludeerd
- heeft gealludeerd
- hebt gealludeerd
- hebben gealludeerd
- hebben gealludeerd
- hebben gealludeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gealludeerd hebben
- zult gealludeerd hebben
- zal gealludeerd hebben
- zult gealludeerd hebben
- zult gealludeerd hebben
- zullen gealludeerd hebben
- zullen gealludeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gealludeerd hebben
- zou gealludeerd hebben
- zou gealludeerd hebben
- zou gealludeerd hebben
- zouden gealludeerd hebben
- zouden gealludeerd hebben
- zouden gealludeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)