NL.png alkyleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • alkyleren

O.t.t. (Present)

  • alkyleerde
  • alkyleerde
  • alkyleerde
  • alkyleerde
  • alkyleerden
  • alkyleerden
  • alkyleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal alkyleren
  • zult alkyleren
  • zal alkyleren
  • zult alkyleren
  • zult alkyleren
  • zullen alkyleren
  • zullen alkyleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gealkyleerd
  • had gealkyleerd
  • had gealkyleerd
  • had gealkyleerd
  • hadden gealkyleerd
  • hadden gealkyleerd
  • hadden gealkyleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gealkyleerd
  • hebt gealkyleerd
  • heeft gealkyleerd
  • hebt gealkyleerd
  • hebben gealkyleerd
  • hebben gealkyleerd
  • hebben gealkyleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gealkyleerd hebben
  • zult gealkyleerd hebben
  • zal gealkyleerd hebben
  • zult gealkyleerd hebben
  • zult gealkyleerd hebben
  • zullen gealkyleerd hebben
  • zullen gealkyleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gealkyleerd hebben
  • zou gealkyleerd hebben
  • zou gealkyleerd hebben
  • zou gealkyleerd hebben
  • zouden gealkyleerd hebben
  • zouden gealkyleerd hebben
  • zouden gealkyleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gealkyleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gealkyleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gealkyleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gealkyleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gealkyleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gealkyleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gealkyleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gealkyleerd zijn
  •