INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- alarmeerde
- alarmeerde
- alarmeerde
- alarmeerde
- alarmeerden
- alarmeerden
- alarmeerden
O.v.t. (Past)
- zal alarmeren
- zult alarmeren
- zal alarmeren
- zult alarmeren
- zult alarmeren
- zullen alarmeren
- zullen alarmeren
O.t.t.t. (Future)
- had gealarmeerd
- had gealarmeerd
- had gealarmeerd
- had gealarmeerd
- hadden gealarmeerd
- hadden gealarmeerd
- hadden gealarmeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gealarmeerd
- hebt gealarmeerd
- heeft gealarmeerd
- hebt gealarmeerd
- hebben gealarmeerd
- hebben gealarmeerd
- hebben gealarmeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gealarmeerd hebben
- zult gealarmeerd hebben
- zal gealarmeerd hebben
- zult gealarmeerd hebben
- zult gealarmeerd hebben
- zullen gealarmeerd hebben
- zullen gealarmeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gealarmeerd hebben
- zou gealarmeerd hebben
- zou gealarmeerd hebben
- zou gealarmeerd hebben
- zouden gealarmeerd hebben
- zouden gealarmeerd hebben
- zouden gealarmeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gealarmeerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gealarmeerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)