NL.png agioteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • agioteren

O.t.t. (Present)

  • agioteerde
  • agioteerde
  • agioteerde
  • agioteerde
  • agioteerden
  • agioteerden
  • agioteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal agioteren
  • zult agioteren
  • zal agioteren
  • zult agioteren
  • zult agioteren
  • zullen agioteren
  • zullen agioteren

O.t.t.t. (Future)

  • had geagioteerd
  • had geagioteerd
  • had geagioteerd
  • had geagioteerd
  • hadden geagioteerd
  • hadden geagioteerd
  • hadden geagioteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geagioteerd
  • hebt geagioteerd
  • heeft geagioteerd
  • hebt geagioteerd
  • hebben geagioteerd
  • hebben geagioteerd
  • hebben geagioteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geagioteerd hebben
  • zult geagioteerd hebben
  • zal geagioteerd hebben
  • zult geagioteerd hebben
  • zult geagioteerd hebben
  • zullen geagioteerd hebben
  • zullen geagioteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geagioteerd hebben
  • zou geagioteerd hebben
  • zou geagioteerd hebben
  • zou geagioteerd hebben
  • zouden geagioteerd hebben
  • zouden geagioteerd hebben
  • zouden geagioteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geagioteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geagioteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geagioteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geagioteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geagioteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geagioteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geagioteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geagioteerd zijn
  •