INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- aggregeerde
- aggregeerde
- aggregeerde
- aggregeerde
- aggregeerden
- aggregeerden
- aggregeerden
O.v.t. (Past)
- zal aggregeren
- zult aggregeren
- zal aggregeren
- zult aggregeren
- zult aggregeren
- zullen aggregeren
- zullen aggregeren
O.t.t.t. (Future)
- had geaggregeerd
- had geaggregeerd
- had geaggregeerd
- had geaggregeerd
- hadden geaggregeerd
- hadden geaggregeerd
- hadden geaggregeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geaggregeerd
- hebt geaggregeerd
- heeft geaggregeerd
- hebt geaggregeerd
- hebben geaggregeerd
- hebben geaggregeerd
- hebben geaggregeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geaggregeerd hebben
- zult geaggregeerd hebben
- zal geaggregeerd hebben
- zult geaggregeerd hebben
- zult geaggregeerd hebben
- zullen geaggregeerd hebben
- zullen geaggregeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geaggregeerd hebben
- zou geaggregeerd hebben
- zou geaggregeerd hebben
- zou geaggregeerd hebben
- zouden geaggregeerd hebben
- zouden geaggregeerd hebben
- zouden geaggregeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geaggregeerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geaggregeerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)