NL.png ageren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • ageren

O.t.t. (Present)

  • ageerde
  • ageerde
  • ageerde
  • ageerde
  • ageerden
  • ageerden
  • ageerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal ageren
  • zult ageren
  • zal ageren
  • zult ageren
  • zult ageren
  • zullen ageren
  • zullen ageren

O.t.t.t. (Future)

  • had geageerd
  • had geageerd
  • had geageerd
  • had geageerd
  • hadden geageerd
  • hadden geageerd
  • hadden geageerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geageerd
  • hebt geageerd
  • heeft geageerd
  • hebt geageerd
  • hebben geageerd
  • hebben geageerd
  • hebben geageerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geageerd hebben
  • zult geageerd hebben
  • zal geageerd hebben
  • zult geageerd hebben
  • zult geageerd hebben
  • zullen geageerd hebben
  • zullen geageerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geageerd hebben
  • zou geageerd hebben
  • zou geageerd hebben
  • zou geageerd hebben
  • zouden geageerd hebben
  • zouden geageerd hebben
  • zouden geageerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •