INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• afkicken

O.t.t. (Present)

• kickte af
• kickte af
• kickte af
• kickte af
• kickten af
• kickten af
• kickten af

O.v.t. (Past)

• zal afkicken
• zult afkicken
• zal afkicken
• zult afkicken
• zult afkicken
• zullen afkicken
• zullen afkicken

O.t.t.t. (Future)

• was afgekickt
• was afgekickt
• was afgekickt
• was afgekickt
• waren afgekickt
• waren afgekickt
• waren afgekickt

O.v.t.t. (Condicional)

• ben afgekickt
• bent afgekickt
• is afgekickt
• bent afgekickt
• zijn afgekickt
• zijn afgekickt
• zijn afgekickt

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal afgekickt zijn
• zult afgekickt zijn
• zal afgekickt zijn
• zult afgekickt zijn
• zult afgekickt zijn
• zullen afgekickt zijn
• zullen afgekickt zijn

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou afgekickt zijn
• zou afgekickt zijn
• zou afgekickt zijn
• zou afgekickt zijn
• zouden afgekickt zijn
• zouden afgekickt zijn
• zouden afgekickt zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• *
•  

O.v.t. (Past)

• *
•  

O.t.t.t. (Future)

• *
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• *
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• *
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• *
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• *
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• *
•