NL.png afgronden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afgronden

O.t.t. (Present)

  • grondde af
  • grondde af
  • grondde af
  • grondde af
  • grondden af
  • grondden af
  • grondden af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afgronden
  • zult afgronden
  • zal afgronden
  • zult afgronden
  • zult afgronden
  • zullen afgronden
  • zullen afgronden

O.t.t.t. (Future)

  • had afgegrond
  • had afgegrond
  • had afgegrond
  • had afgegrond
  • hadden afgegrond
  • hadden afgegrond
  • hadden afgegrond
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgegrond
  • hebt afgegrond
  • heeft afgegrond
  • hebt afgegrond
  • hebben afgegrond
  • hebben afgegrond
  • hebben afgegrond

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgegrond hebben
  • zult afgegrond hebben
  • zal afgegrond hebben
  • zult afgegrond hebben
  • zult afgegrond hebben
  • zullen afgegrond hebben
  • zullen afgegrond hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgegrond hebben
  • zou afgegrond hebben
  • zou afgegrond hebben
  • zou afgegrond hebben
  • zouden afgegrond hebben
  • zouden afgegrond hebben
  • zouden afgegrond hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgegrond
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgegrond
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgegrond worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgegrond worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgegrond
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgegrond
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgegrond zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgegrond zijn
  •