INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• afgrauwen

O.t.t. (Present)

• grauwde af
• grauwde af
• grauwde af
• grauwde af
• grauwden af
• grauwden af
• grauwden af

O.v.t. (Past)

• zal afgrauwen
• zult afgrauwen
• zal afgrauwen
• zult afgrauwen
• zult afgrauwen
• zullen afgrauwen
• zullen afgrauwen

O.t.t.t. (Future)

• had afgegrauwd
• had afgegrauwd
• had afgegrauwd
• had afgegrauwd
• hadden afgegrauwd
• hadden afgegrauwd
• hadden afgegrauwd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb afgegrauwd
• hebt afgegrauwd
• heeft afgegrauwd
• hebt afgegrauwd
• hebben afgegrauwd
• hebben afgegrauwd
• hebben afgegrauwd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal afgegrauwd hebben
• zult afgegrauwd hebben
• zal afgegrauwd hebben
• zult afgegrauwd hebben
• zult afgegrauwd hebben
• zullen afgegrauwd hebben
• zullen afgegrauwd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou afgegrauwd hebben
• zou afgegrauwd hebben
• zou afgegrauwd hebben
• zou afgegrauwd hebben
• zouden afgegrauwd hebben
• zouden afgegrauwd hebben
• zouden afgegrauwd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden afgegrauwd
•  

O.v.t. (Past)

• worden afgegrauwd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen afgegrauwd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden afgegrauwd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn afgegrauwd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was afgegrauwd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen afgegrauwd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden afgegrauwd zijn
•