INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- affoleerde
- affoleerde
- affoleerde
- affoleerde
- affoleerden
- affoleerden
- affoleerden
O.v.t. (Past)
- zal affoleren
- zult affoleren
- zal affoleren
- zult affoleren
- zult affoleren
- zullen affoleren
- zullen affoleren
O.t.t.t. (Future)
- had geaffoleerd
- had geaffoleerd
- had geaffoleerd
- had geaffoleerd
- hadden geaffoleerd
- hadden geaffoleerd
- hadden geaffoleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geaffoleerd
- hebt geaffoleerd
- heeft geaffoleerd
- hebt geaffoleerd
- hebben geaffoleerd
- hebben geaffoleerd
- hebben geaffoleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geaffoleerd hebben
- zult geaffoleerd hebben
- zal geaffoleerd hebben
- zult geaffoleerd hebben
- zult geaffoleerd hebben
- zullen geaffoleerd hebben
- zullen geaffoleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geaffoleerd hebben
- zou geaffoleerd hebben
- zou geaffoleerd hebben
- zou geaffoleerd hebben
- zouden geaffoleerd hebben
- zouden geaffoleerd hebben
- zouden geaffoleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geaffoleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geaffoleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)