NL.png affluiten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • affluiten

O.t.t. (Present)

  • floot af
  • floot af
  • floot af
  • floot af
  • floten af
  • floten af
  • floten af
 

O.v.t. (Past)

  • zal affluiten
  • zult affluiten
  • zal affluiten
  • zult affluiten
  • zult affluiten
  • zullen affluiten
  • zullen affluiten

O.t.t.t. (Future)

  • had afgefloten
  • had afgefloten
  • had afgefloten
  • had afgefloten
  • hadden afgefloten
  • hadden afgefloten
  • hadden afgefloten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgefloten
  • hebt afgefloten
  • heeft afgefloten
  • hebt afgefloten
  • hebben afgefloten
  • hebben afgefloten
  • hebben afgefloten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgefloten hebben
  • zult afgefloten hebben
  • zal afgefloten hebben
  • zult afgefloten hebben
  • zult afgefloten hebben
  • zullen afgefloten hebben
  • zullen afgefloten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgefloten hebben
  • zou afgefloten hebben
  • zou afgefloten hebben
  • zou afgefloten hebben
  • zouden afgefloten hebben
  • zouden afgefloten hebben
  • zouden afgefloten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgefloten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgefloten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgefloten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgefloten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgefloten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgefloten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgefloten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgefloten zijn
  •