NL.png afeten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afeten

O.t.t. (Present)

  • at af
  • at af
  • at af
  • at af
  • aten af
  • aten af
  • aten af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afeten
  • zult afeten
  • zal afeten
  • zult afeten
  • zult afeten
  • zullen afeten
  • zullen afeten

O.t.t.t. (Future)

  • had afgegeten
  • had afgegeten
  • had afgegeten
  • had afgegeten
  • hadden afgegeten
  • hadden afgegeten
  • hadden afgegeten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgegeten
  • hebt afgegeten
  • heeft afgegeten
  • hebt afgegeten
  • hebben afgegeten
  • hebben afgegeten
  • hebben afgegeten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgegeten hebben
  • zult afgegeten hebben
  • zal afgegeten hebben
  • zult afgegeten hebben
  • zult afgegeten hebben
  • zullen afgegeten hebben
  • zullen afgegeten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgegeten hebben
  • zou afgegeten hebben
  • zou afgegeten hebben
  • zou afgegeten hebben
  • zouden afgegeten hebben
  • zouden afgegeten hebben
  • zouden afgegeten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgegeten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgegeten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgegeten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgegeten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgegeten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgegeten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgegeten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgegeten zijn
  •