NL.png afdrijven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • afdrijven

O.t.t. (Present)

  • dreef af
  • dreef af
  • dreef af
  • dreef af
  • dreven af
  • dreven af
  • dreven af
 

O.v.t. (Past)

  • zal afdrijven
  • zult afdrijven
  • zal afdrijven
  • zult afdrijven
  • zult afdrijven
  • zullen afdrijven
  • zullen afdrijven

O.t.t.t. (Future)

  • had afgedreven
  • had afgedreven
  • had afgedreven
  • had afgedreven
  • hadden afgedreven
  • hadden afgedreven
  • hadden afgedreven
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb afgedreven
  • hebt afgedreven
  • heeft afgedreven
  • hebt afgedreven
  • hebben afgedreven
  • hebben afgedreven
  • hebben afgedreven

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal afgedreven hebben
  • zult afgedreven hebben
  • zal afgedreven hebben
  • zult afgedreven hebben
  • zult afgedreven hebben
  • zullen afgedreven hebben
  • zullen afgedreven hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou afgedreven hebben
  • zou afgedreven hebben
  • zou afgedreven hebben
  • zou afgedreven hebben
  • zouden afgedreven hebben
  • zouden afgedreven hebben
  • zouden afgedreven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden afgedreven
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden afgedreven
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen afgedreven worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden afgedreven worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn afgedreven
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was afgedreven
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen afgedreven zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden afgedreven zijn
  •