NL.png admitteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • admitteren

O.t.t. (Present)

  • admitteerde
  • admitteerde
  • admitteerde
  • admitteerde
  • admitteerden
  • admitteerden
  • admitteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal admitteren
  • zult admitteren
  • zal admitteren
  • zult admitteren
  • zult admitteren
  • zullen admitteren
  • zullen admitteren

O.t.t.t. (Future)

  • had geadmitteerd
  • had geadmitteerd
  • had geadmitteerd
  • had geadmitteerd
  • hadden geadmitteerd
  • hadden geadmitteerd
  • hadden geadmitteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geadmitteerd
  • hebt geadmitteerd
  • heeft geadmitteerd
  • hebt geadmitteerd
  • hebben geadmitteerd
  • hebben geadmitteerd
  • hebben geadmitteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geadmitteerd hebben
  • zult geadmitteerd hebben
  • zal geadmitteerd hebben
  • zult geadmitteerd hebben
  • zult geadmitteerd hebben
  • zullen geadmitteerd hebben
  • zullen geadmitteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geadmitteerd hebben
  • zou geadmitteerd hebben
  • zou geadmitteerd hebben
  • zou geadmitteerd hebben
  • zouden geadmitteerd hebben
  • zouden geadmitteerd hebben
  • zouden geadmitteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geadmitteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geadmitteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geadmitteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geadmitteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geadmitteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geadmitteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geadmitteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geadmitteerd zijn
  •